
‘Als er iemand is die alles van de nieuwe schepen kent, dan is het Bertrand!’
11 september 2025
-
Al bijna vijf jaar volgt oppermeester-chef Bertrand de bouw van de nieuwe Belgische mijnenjagers in Frankrijk. Van de eerste staalplaat tot de zeeproeven: “Een schip zien ontstaan en er dan mee uitvaren, dat is iets wat je maar één keer in je carrière meemaakt.”
Bertrand startte in 1987 bij de Marine als matroos. “Mijn eerste schip was de Bovesse, een mijnenveger. Daarna ben ik overgestapt naar de M-fregatten. Op de Wielingen en Westhinder heb ik in totaal bijna vijftien jaar gevaren als scheepselektricien, later als chef energie.”
Na die periode werkte hij in de werkplaatsen in Zeebrugge en op de maritieme staf in Brussel, waar hij materiaal- en budgetbeheer opvolgde. Dat brede technische parcours kwam goed van pas toen hij in 2018 gevraagd werd om deel te nemen aan de evaluatiecommissie voor de toekomstige mijnenbestrijdingsvaartuigen. “Negen maanden lang analyseerden we de offertes van drie consortia, tot in de kleinste details. Uiteindelijk kozen de Belgische en Nederlandse specialisten voor Belgium Naval & Robotics bestaande uit Naval Group en Exail voor de drones.”
Van papier naar staal
In 2021 verhuisde Bertrand naar Lorient, in Bretagne, waar hij sindsdien de bouw van de schepen opvolgt binnen het On Site Team van DGMR Systems Naval. “De eerste maanden waren vooral vergaderingen, studies en lezen. Maar toen zagen we de eerste staalplaten, de eerste blokken, en beetje bij beetje het schip. Dat is indrukwekkend.”Zijn rol is cruciaal: hij woont technische testen bij en ziet toe dat alles aan de afspraken voldoet. “Wij zijn de brug tussen de Marine en de industrie. Als iets niet overeenkomt volgens het lastenboek , noteren we een reserve en moet de werf dat rechtzetten.”
De technieker in hem blijft nieuwsgierig. “Ik heb de fabriek bezocht waar onze generatoren gebouwd worden, en zelfs de gieterij in Spanje waar de schroeven gemaakt worden. Dat zijn unieke ervaringen. Voor mij was dit een kans om nog eens helemaal terug te keren naar de basis: techniek.”
Technologie met toekomst
De nieuwe mijnenjagers zijn geen klassieke schepen meer, maar echte hoogtechnologische moederschip-platformen. Ze sturen een vloot drones uit – varend, vliegend en onder water – die samen de MCM-toolbox vormen (Mine Counter Measures).“Het principe is eenvoudig: het moederschip blijft buiten het mijnengebied. De drones doen het gevaarlijke werk”, legt Bertrand uit. “Dat is niet alleen veiliger, maar ook technologisch een sprong vooruit. Met deze manier van werken hebben wij een voorsprong van vijftien jaar op andere marines in dit domein.”
Voor de bemanning verandert er veel. Automatisering neemt een groot deel van de routine over. “Vroeger moesten we zelf een generator opstarten en synchroniseren. Nu doet het systeem dat automatisch. Maar zodra de automatisering uitvalt, moet de technieker alles manueel kennen. Daarom blijven technici onmisbaar.”
Een missie om trots op te zijn
België en Nederland bestelden samen twaalf schepen: zes voor elk land. Dankzij hun modulaire opbouw kunnen ze niet alleen mijnen bestrijden, maar ook noodhulp verlenen of optreden als commandoplatform.Voor de mijnenbestrijding zelf rekent de Marine vooral op de toolbox, met onder meer de varende drone Inspector 125, de onderwaterrobot A18-M en de K-Ster die mijnen onschadelijk maakt. “Het is een complex project, een wereldprimeur”, benadrukt Bertrand.
De oplevering van het eerste Belgische schip, de Oostende, staat gepland voor 2025. Daarna volgen de andere schepen, waaronder de Tournai – een naam die Bertrand extra raakt. “Ik ben afkomstig uit Doornik en zal trots zijn om het schip België te zien binnenvaren. Dat zou de cirkel mooi rond maken.”
Heeft hij spijt van de lange periode in Frankrijk? “Integendeel. Een schip zien bouwen van A tot Z, dat maak je maar één keer mee. Voor mij is dit het hoogtepunt van mijn loopbaan. En tegelijk ook een kans om kennis door te geven. Ik zeg altijd tegen jonge collega’s: neem zoveel mogelijk nota’s. Want automatisering helpt, maar techniek blijft mensenwerk.”